1 Uyt aenmerckinge van het lijden Christi treckt den Apostel een vermaninge dat sy niet en moeten leven na de begeerlickheden des vleeschs, maer na Godts wille. 4 ende leert dat die het tegendeel doen, ofte andere daer toe brengen, Gode reeckenschap geven sullen. 6 Dat daerom oock den dooden het Euangelium is verkondight. 7 Vermaent haer daer na tot nuchterheyt, bidden, liefde, ende andere deughden. 10 mitsgaders tot rechte aenwendinge der gaven ende bedieningen, die elck heeft ontfangen. 12 Leert wederom dat het lot der geloovigen is verdruckinge te lijden, ende dat haer sulcks saligh is. 15 Maer waerschouwt, dat niemant en lijde als een quaetdoender, maer dat hy lijde als een Christen. 17 overmits het oordeel Godts van sijn huys begint. 18 doch dat de andere hier namaels een swaerder oordeel hebben te verwachten.
1 DEwijle dan Christus voor ons in ’t vleesch geleden heeft, soo wapent ghy u oock met deselve gedachte, [namelick ] dat wie in het vleesch geleden heeft, die heeft opgehouden van de sonde,
2 Om nu niet meer na de begeerlickheden der menschen, maer na den wille Godts den tijt die overigh is in het vleesch, te leven.
3 Want het is ons genoegh dat wy den voorgaenden tijt des levens der Heydenen wille volbracht hebben, ende gewandelt hebben in ontuchtigheden, begeerlickheden, wijnsuyperijen, brasserijen, drinckerijen, ende grouwelicke afgoderijen.
4 Waer in sy haer vreemt houden, als ghy niet mede en loopt tot deselve uytgietinge der overdadigheyt, ende [u ] lasteren:
5 Dewelcke sullen reeckenschap geven den genen die bereyt staet om te oordeelen de levende ende de doode.
6 Want daer toe is oock den dooden het Euangelium verkondight geworden, op dat sy wel souden geoordeelt worden na den mensche in het vleesch, maer leven souden na Godt in den geest.
7 Ende het eynde aller dingen is na by: Zijt dan nuchteren, ende waeckt in de gebeden.
8 Maer voor al hebt vyerige liefde tot malkanderen: want de liefde sal menighte van sonden bedecken.
9 Zijt herberghsaem tegen malkanderen, sonder murmureeren.
10 Een yegelick gelijck hy gave ontfangen heeft, [alsoo ] bediene hy deselve aen den anderen, als goede uytdeelders der menigerley genade Godts.
11 Indien yemant spreeckt, [die spreke ] als de woorden Godts: indien yemant dient, [die diene ] als uyt kracht die Godt verleent: op dat Godt in allen gepresen worde door Iesum Christum, welcken toekomt de heerlickheyt ende de kracht, in alle eeuwigheyt. Amen.
12 Geliefde, en houdt u niet vreemt over de hitte [der verdruckinge ] onder u, die u geschiet tot versoeckinge, als of u [yet ] vreemts over quame:
13 Maer gelijck ghy gemeynschap hebt aen het lijden Christi, [alsoo ] verblijdt u: op dat ghy oock in de openbaringe sijner heerlickheyt u mooght verblijden ende verheugen.
14 Indien ghy gesmadight wort om den name Christi, soo zijt ghy saligh: want de Geest der heerlickheyt, ende [de Geest ] Godts rust op u: wat haer aengaet, hy wort wel gelastert, maer wat u aengaet, hy wort verheerlickt.
15 Doch dat niemant van u en lijde als een dootslager, of dief, of quaetdoender, ofte als een die hem met een anders doen bemoeyt:
16 Maer indien [yemant lijdt ] als een Christen, die en schame hem niet, maer verheerlicke Godt in desen deele.
17 Want het is de tijt, dat het oor-deel beginne van het huys Godts: ende indien het eerst van ons [begint ,] welck sal het eynde zijn der gene die den Euangelio Godts ongehoorsaem zijn?
18 Ende, indien de rechtveerdige nauwelicks saligh en wort, waer sal de godtloose ende sondaer verschijnen?
19 Soo dan oock die lijden na den wille Godts, dat sy hare zielen [hem ] als den getrouwen schepper, bevelen met weldoen.
Leven naar de wil van God
1 Welnu, omdat Christus voor ons in het vlees geleden heeft, moet ook u zich wapenen met dezelfde gedachte: wie in het vlees geleden heeft, is opgehouden met het dienen van de zonde,
2 om nu, in de tijd die ons nog overblijft in het vlees, niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God te leven.
3 Want wij hebben de voorgaande tijd van ons leven lang genoeg de wil van de heidenen gedaan en gewandeld in uitingen van losbandigheid, begeerten, dronkenschap, zwelgpartijen, drinkgelagen en allerlei walgelijke afgoderij.
4 Daarbij bevreemdt het hun dat u niet meeloopt in dezelfde uitbarsting van losbandigheid, en zij belasteren u .
5 Maar zij zullen rekenschap moeten afleggen aan Hem Die gereedstaat om de levenden en de doden te oordelen.
6 Want daartoe is aan de doden het Evangelie verkondigd, opdat zij wel geoordeeld werden naar de mens in het vlees, maar ook zouden leven naar God in de geest.
7 En het einde van alle dingen is nabij; wees daarom bezonnen en nuchter in de gebeden.
8 Maar heb voor alles vurige liefde voor elkaar, want de liefde zal een menigte van zonden bedekken.
9 Wees gastvrij voor elkaar, zonder morren.
10 Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God.
11 Als iemand spreekt, dan als iemand die de woorden van God spreekt ; als iemand dient, dan als iemand die dient uit kracht die God schenkt; zodat God in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus. Hem komt de heerlijkheid en de kracht toe, tot in alle eeuwigheid. Amen.
Lijden als een christen
12 Geliefden, laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient , u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam.
13 Maar verblijd u naar de mate waarin u gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, opdat u zich ook in de openbaring van Zijn heerlijkheid mag verblijden en verheugen.
14 Als u smaad wordt aangedaan om de Naam van Christus, dan bent u zalig, want de Geest van de heerlijkheid en van God rust op u. Wat hen betreft wordt Hij wel gelasterd, maar wat u betreft wordt Hij verheerlijkt.
15 Maar laat niemand van u lijden als een moordenaar of dief, of kwaaddoener, of als iemand die zich met de zaken van iemand anders bemoeit.
16 Als iemand echter als christen lijdt, laat hij zich daarvoor niet schamen, maar God in dit opzicht verheerlijken.
17 Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint , wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn?
18 En als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen?
19 Daarom, laten ook zij die lijden naar de wil van God, hun zielen aan Hem , als de getrouwe Schepper, toevertrouwen in het doen van het goede.