1 D’Apostel verklaert dat hy de belofte van de vergevinge der sonden voorgestelt heeft, niet om die te misbruycken tot sondigen, maer tot troost der sondaren. 3 ende vermaent de gene, die Christum kennen, tot onderhoudinge der geboden Christi . 7 leerende dat sulcks ten verscheyden aensien een nieuw ende een oudt gebodt is. 9 Daer na tot liefde des naesten. 13 Ende past dese vermaninge op de vaders, jongelingen, ende kinderen. 15 Leert dat de Christenen de werelt, ende het gene daer in is, niet en moeten lief hebben. 18 ende haer wachten van de verleydinge der valsche leeraers ende Antichristen. 20 Wijst haer aen dat de salvinge des Heyligen Geests, die sy hebben, haer sal bewaren, soo van de begeerlickheyt der werelt, als van de verleydinge der Antichristen, 22 die hy beschrijft. 25 Stelt haer voor de belofte des eeuwigen levens. 27 ende beschrijft de kracht der salvinge des Heyligen Geests, die sy ontfangen hadden. 28 ende vermaent haer stantvastelick te blijven by de leere Christi , om in sijne verschijninge vrymoedelick te mogen bestaen. 29 ende gerechtigheyt te oeffenen, tot betooninge datse wedergeboren zijn.
1 MYne kinderkens, ick schrijve u dese dingen, op dat ghy niet en sondiget: ende indien yemant gesondight heeft, wy hebben eenen voorsprake by den Vader, Iesum Christum den rechtveerdigen.
2 Ende hy is een versoeninge voor onse sonden: ende niet alleen voor de onse, maer oock voor [de sonden ] der geheeler werelt.
3 Ende hier aen kennen wy dat wy hem gekent hebben, soo wy sijne geboden bewaren.
4 Die daer seght, Ick kenne hem, ende sijne geboden niet en bewaert, die is een leugenaer, ende in dien en is de waerheyt niet:
5 Maer soo wie sijn woort bewaert, in dien is waerlick de liefde Godts volmaeckt geworden: hier aen kennen wy dat wy in hem zijn.
6 Die seght dat hy in hem blijft, die moet oock selve alsoo wandelen, gelijck hy gewandelt heeft.
7 Broeders, ick en schrijve u geen nieuw gebodt, maer een oudt gebodt, dat ghy van den beginne gehadt hebt. Dit oudt gebodt is het woort dat ghy van den beginne gehoort hebt.
8 Wederom schrijve ick u een nieuw gebodt: het gene waerachtigh is in hem, zy oock in u [waerachtigh :] want de duysternisse gaet voorby, ende het waerachtige licht schijnt nu.
9 Die seght dat hy in het licht is, ende sijnen broeder haet, die is in de duysternisse tot noch toe.
10 Die sijnen broeder lief heeft, blijft in het licht, ende geen ergernisse en is in hem.
11 Maer die sijnen broeder haet, is in de duysternisse, ende wandelt in de duysternisse, ende en weet niet waer hy henen gaet: want de duysternisse heeft sijne oogen verblint.
12 Ick schrijve u, kinderkens, want de sonden zijn u vergeven om sijns naems wille.
13 Ick schrijve u vaders, want ghy hebt [hem ] gekent, die van den beginne is. Ick schrijve u, jongelingen, want ghy hebt den boosen overwonnen. Ick schrijve u, kinderen, want ghy hebt den Vader gekent.
14 Ick hebbe u geschreven, vaders, want ghy hebt [hem ] gekent, die van den beginne is. Ick hebbe u geschreven, jongelingen, want ghy zijt sterck, ende het woort Godts blijft in u, ende ghy hebt den boosen overwonnen.
15 En hebt de werelt niet lief, noch ’t gene in de werelt is: soo yemant de werelt liefheeft, de liefde des Vaders en is niet in hem.
16 Want al dat in de werelt is, [namelick ] de begeerlickheyt des vleeschs, ende de begeerlickheyt der oogen, ende de grootsheyt des levens, en is niet uyt den Vader, maer is uyt de werelt.
17 Ende de werelt gaet voorby, ende hare begeerlickheyt: maer die den wille Godts doet, blijft in der eeuwigheyt.
18 Kinderkens, het is de laetste ure: ende gelijck ghy gehoort hebt dat de An-tichrist komt, [soo ] zijn oock nu vele Antichristen geworden: waer uyt wy kennen dat het de laetste ure is.
19 Sy zijn uyt ons uytgegaen, maer sy en waren uyt ons niet: want indien sy uyt ons geweest waren, soo souden sy met ons gebleven zijn: maer [dit is geschiet ] op datse souden openbaer worden, datse niet alle uyt ons en zijn.
20 Doch ghy hebt de salvinge van den Heyligen, ende ghy weet alle dingen.
21 Ick en hebbe u niet geschreven om dat ghy de waerheyt niet en wetet, maer om dat ghy die wetet, ende om dat geen leugen uyt de waerheyt en is.
22 Wie is de leugenaer, dan die loochent dat Iesus is de Christus? Dese is de Antichrist, die den Vader ende den Sone loochent.
23 Een yegelick die den Sone loochent, en heeft oock den Vader niet.
24 Het gene ghylieden dan van den beginne gehoort hebt, dat blijve in u. Indien in u blijft dat ghy van den beginne gehoort hebt, soo sult ghy oock in den Sone ende in den Vader blijven.
25 Ende dit is de belofte, die hy ons belooft heeft, [namelick ] het eeuwige leven.
26 Dit hebbe ick u geschreven van de gene die u verleyden.
27 Ende de salvinge die ghylieden van hem ontfangen hebt, blijft in u, ende ghy en hebt niet van noode dat yemant u leere: maer gelijck deselve salvinge u leert van alle dingen, [soo ] is sy oock waerachtigh, ende en is geen leugen: ende gelijck sy u geleert heeft, [soo ] sult ghy in hem blijven.
28 Ende nu, kinderkens, blijft in hem: op dat wanneer hy sal geopenbaert zijn, wy vrymoedigheyt hebben, ende wy van hem niet beschaemt gemaeckt en worden in sijne toekomste.
29 Indien ghy weet dat hy rechtveerdigh is, soo weet ghy dat een yegelick die de rechtveerdigheyt doet, uyt hem geboren is.
1 Mijn kinderen, ik schrijf u deze dingen, opdat u niet zondigt. En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
2 En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.
Christus' geboden in acht nemen
3 En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen.
4 Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet.
5 Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn.
6 Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft.
De broeders liefhebben
7 Broeders, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat u vanaf het begin hebt gehad; dit oude gebod is het woord dat u vanaf het begin hebt gehoord.
8 Toch schrijf ik u een nieuw gebod, dat waar is in Hem en in u, want de duisternis gaat voorbij en het ware licht schijnt reeds.
9 Wie zegt dat hij in het licht is en zijn broeder haat, die is tot nog toe in de duisternis.
10 Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en er is in hem niets dat anderen doet struikelen.
11 Maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en weet niet waar hij heen gaat, omdat de duisternis zijn ogen verblind heeft.
De wereld niet liefhebben
12 Ik schrijf u, lieve kinderen, want de zonden zijn u vergeven omwille van Zijn Naam.
13 Ik schrijf u, vaders, omdat u Hem kent Die er vanaf het begin is. Ik schrijf u, jonge mannen, omdat u de boze hebt overwonnen. Ik schrijf u, kinderen, omdat u de Vader kent.
14 Ik heb u geschreven, vaders, omdat u Hem kent Die er vanaf het begin is. Ik heb u geschreven, jonge mannen, omdat u sterk bent en het Woord van God in u blijft en u de boze hebt overwonnen.
15 Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem.
16 Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld.
17 En de wereld gaat voorbij met haar begeerte; maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.
De antichrist
18 Kinderen, het is het laatste uur; en zoals u gehoord hebt dat de antichrist eraan komt, zijn er ook nu al veel antichristen gekomen, waaruit wij weten dat het het laatste uur is.
19 Zij zijn uit ons midden weggegaan, maar zij waren niet uit ons; want als zij uit ons geweest waren, dan zouden zij bij ons gebleven zijn. Maar het moest openbaar worden dat zij niet allen uit ons zijn.
20 Maar u hebt de zalving van de Heilige en u weet alles.
21 Ik heb u niet geschreven omdat u de waarheid niet kent, maar omdat u die kent, en omdat er geen leugen uit de waarheid is.
22 Wie is de leugenaar anders dan hij die loochent dat Jezus de Christus is? Dat is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent.
23 Ieder die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet.
In Christus blijven
24 Laat wat u vanaf het begin gehoord hebt, in u blijven. Als in u blijft wat u vanaf het begin gehoord hebt, dan zult ook u in de Zoon en in de Vader blijven.
25 En dit is de belofte die Hij ons heeft beloofd: het eeuwige leven.
26 Deze dingen heb ik u geschreven met betrekking tot hen die u misleiden.
27 En wat u betreft, de zalving die u van Hem hebt ontvangen, blijft in u, en u hebt het niet nodig dat iemand u onderwijst; maar zoals deze zalving u onderwijst met betrekking tot alle dingen – en die zalving is waar en is geen leugen – en zoals ze u heeft onderwezen, zo moet u in Hem blijven.
28 En nu, lieve kinderen, blijf in Hem, opdat wij vrijmoedigheid hebben, wanneer Hij geopenbaard zal worden, en niet door Hem beschaamd gemaakt worden bij Zijn komst.
29 Als u weet dat Hij rechtvaardig is, dan weet u dat ieder die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is.