Leven voor God
1 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.
2 En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
3 Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik ieder onder u niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van geloof zoals God die aan ieder heeft toebedeeld.
4 Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde functie hebben,
5 zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden van elkaar.
6 En nu hebben wij genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven:
7 hetzij profetie, naar de mate van het geloof; hetzij dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen;
8 hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid.
Onderlinge liefde
9 Laat de liefde ongeveinsd zijn. Heb een afkeer van het kwade en houd vast aan het goede.
10 Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde. Ga elkaar voor in eerbetoon.
11 Wees niet traag wat uw inzet betreft. Wees vurig van geest. Dien de Heere.
12 Verblijd u in de hoop. Wees geduldig in de verdrukking. Volhard in het gebed.
13 Wees deelgenoot in de noden van de heiligen. Leg u toe op de gastvrijheid.
14 Zegen wie u vervolgen. Zegen hen en vervloek hen niet.
15 Verblijd u met hen die blij zijn, en huil met hen die huilen.
16 Wees eensgezind onder elkaar. Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog .
17 Vergeld niemand kwaad met kwaad. Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen.
18 Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.
19 Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe , Ik zal het vergelden, zegt de Heere.
20 Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen.
21 Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
© © Herziene Statenvertaling © Stichting HSV en Royal Jongbloed 2010-2017