De val van Egypte en Cusj
1 In het jaar van de komst van de opperbevelhebber naar Asdod, toen Sargon, de koning van Assyrië, hem gezonden had en hij tegen Asdod streed en het innam –
2 in die tijd sprak de HEERE door de dienst van Jesaja, de zoon van Amoz: Ga, maak het rouwgewaad van om uw middel los en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed dat. Daar ging hij dan , naakt en barrevoets.
3 Toen zei de HEERE: Zoals Mijn dienaar Jesaja drie jaar naakt en barrevoets rondloopt, als teken en wonder voor Egypte en Cusj,
4 zo zal de koning van Assyrië de gevangenen van Egypte en de ballingen uit Cusj wegvoeren, jong en oud, naakt en barrevoets, de billen bloot, tot schande van Egypte.
5 Men zal ontsteld en beschaamd zijn vanwege Cusj, hun verwachting, en vanwege Egypte, hun eer.
6 En de bewoners van deze kuststreek zullen op die dag zeggen: Zie, zo is het gegaan met onze verwachting, waar wij naartoe vluchtten om hulp, om gered te worden van de koning van Assyrië! Hoe zullen wíj dan ontkomen?