Profetie over Moab, Juda en Israël
1 Zo zegt de HEERE:
Vanwege drie overtredingen van Moab,
ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen,
omdat hij de beenderen van de koning van Edom
tot kalk verbrand heeft.
2 Daarom zal Ik vuur werpen in Moab;
dat zal de paleizen van Kerioth verteren.
Moab zal sterven onder oorlogs gedruis,
krijgs geschreeuw en bazuingeschal.
3 Ik zal de rechter uit zijn midden uitroeien,
en Ik zal al zijn vorsten met hem doden,
zegt de HEERE.

4 Zo zegt de HEERE:
Vanwege drie overtredingen van Juda,
ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen,
omdat zij de wet van de HEERE verworpen hebben,
Zijn verordeningen niet in acht genomen hebben,
en hun leugengoden hen hebben misleid,
de goden die hun vaderen naliepen.
5 Daarom zal Ik vuur werpen in Juda;
dat zal de paleizen van Jeruzalem verteren.

6 Zo zegt de HEERE:
Vanwege drie overtredingen van Israël,
ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen,
omdat zij de rechtvaardige voor geld verkopen
en de arme voor een paar schoenen.
7 Zij snakken ernaar dat het stof van de aarde op het hoofd van de geringen is,
zij duwen de zachtmoedigen van de weg.
Een man en zijn vader gaan naar hetzelfde meisje
om Mijn heilige Naam te ontheiligen.
8 Zij strekken zich uit op kleren die zij in onderpand hebben,
naast elk altaar.
Zij drinken wijn die als boete was opgelegd,
in het huis van hun goden.

9 Maar Ík heb de Amorieten voor hun ogen weggevaagd,
die hoog waren als ceders
en sterk waren als eiken.
Ik heb zijn vrucht vanboven weggevaagd
en zijn wortels vanonder.
10 Maar Ík heb u uit het land Egypte geleid,
en liet u veertig jaar door de woestijn gaan,
om het land van de Amorieten in bezit te nemen.
11 Uit uw zonen deed Ik profeten opstaan,
uit uw jongemannen nazireeërs.
Is dit niet zo, Israëlieten?
spreekt de HEERE.
12 Maar u laat de nazireeërs wijn drinken,
en u hebt de profeten geboden: Profeteer niet!
13 Zie, Ik ga het onder u laten kraken,
zoals een wagen kraakt,
vol graanschoven.

14 Dan gaat voor de snelle de kans op ontvluchten verloren,
de sterke zal zijn kracht niet inzetten,
geen held zijn leven redden.
15 Niemand die de boog hanteert, zal staande blijven,
geen hardloper zich redden,
geen ruiter te paard zijn leven redden.
16 Zelfs de moedigste onder de helden
zal op die dag naakt wegvluchten,
spreekt de HEERE.